Hoe gaat een urinetest of -onderzoek?
Door het (laten) testen of onderzoeken van urine kan de huisarts zien of een patiënt iets onder de leden heeft. Bijvoorbeeld een infectie of een ontsteking.
Soms is een simpele test via een teststrook of dipstick voldoende. De verkleuring geeft aan of er bepaalde stoffen in de urine zitten, zoals bijvoorbeeld suiker, eiwitten, witte bloedcellen, bacteriën of bloed. Belangrijke informatie voor de huisarts voor het bepalen van vervolgstappen.
Ook kan de huisarts ervoor kiezen om urine op te sturen voor verder onderzoek in een laboratorium.
- Is dit microscopisch onderzoek, dan bekijkt een laborant door een microscoop of er bepaalde cellen in de urine zitten. Hoeveel en hoe ze eruit zien.
- Is dit via een urinekweek, dan duurt een uitslag iets langer. Na de kweek wordt duidelijk of er bepaalde bacteriën in de urine zitten bijvoorbeeld. En of antibiotica gaat helpen.
- Is cel-onderzoek nodig, dan spreken we van cytologisch onderzoek. De laborant onderzoekt dan via eiwit of de gevonden cellen in de urine mogelijk kwaadaardig zijn of niet.
Urine inleveren
Over het algemeen geldt: hygiëne is belangrijk. En vaak is ochtendurine nodig om goed onderzoek te kunnen doen.
- Was van tevoren de handen
- Gebruik altijd een schoon potje, het liefst een speciaal daarvoor bedoeld potje (verkrijgbaar bij de huisarts of apotheek)
- Nuchter zijn is belangrijk (dus niet eten voor het plassen)
- En drink liever ook niet van tevoren: hierdoor wordt de urine verdund, wat onderzoek moeilijker maakt
- Vang bij voorkeur de eerste urine van de dag op
- Draai het deksel op het potje en breng het meteen (maar in ieder geval binnen 2 uur) naar de huisarts, of bewaar het eventueel in de koelkast